De geschiedenis van het Amsterdamse Bos

In een recentelijk uitgekomen boek brengen Sofia Dupon en Jouke van der Werf de ontstaansgeschiedenis van het Amsterdamse Bos op aantrekkelijke wijze in beeld. Ook letterlijk, want zij maken dankbaar gebruik van de rijkdom aan oude foto’s en historisch kaartmateriaal. Het boek is mooi vormgegeven, rijk geïllustreerd en geeft een beknopt maar zeer volledig overzicht van de totstandkoming van het ‘Bosplan.’

Uniek plan van immense proporties

De auteurs volgen de ontwikkeling van het Amsterdamse Bos vanaf de eerste ruwe schetsen op de tekentafel tot de uitwerking van het beplantingsplan en het uitgekiende stelsel van wegen en paden. Zij benadrukken hoe bijzonder het is dat een werk van zo’n omvang en aard – een volwaardig bos in een enkele meters onder zeeniveau gelegen polder! – er daadwerkelijk gekomen is. Ironisch genoeg was de realisatie van het Amsterdamse Bos voor een groot deel te danken aan de economische malaise in de jaren ’30. De immense klus van de aanleg werd namelijk voornamelijk verricht door (Amsterdamse) werklozen, die in het kader van de werkverschaffing tegen een geringe vergoeding aan het werk werden gezet.

Vooruitstrevend ontwerp

De auteurs besteden veel aandacht aan de filosofie en de vooruitstrevende ideeën en technieken die ten grondslag lagen aan het ontwerp. Het Amsterdamse Bos was een staaltje van innovatieve stedenbouw en technologisch kunnen en onderscheidde zich van vergelijkbare landschapsparken in het buitenland door de scheiding van sport- en recreatievoorzieningen enerzijds en gedeelten met een natuurlijker karakter anderzijds. De achterliggende gedachte was dat alle bezoekers, van rustzoekende natuurliefhebber tot fanatiek sporter, in het Amsterdamse Bos aan hun trekken moesten kunnen komen zonder elkaar voor de voeten te lopen.

Thijsse als geestelijk vader

Veel mensen weten dat Jac. P. Thijsse (met onder meer Eli Heimans aan zijn zijde) opkwam voor de bescherming van het Naardermeer en daarmee aan de wieg stond van de Nederlandse natuurbeschermingsbeweging. Het is minder algemeen bekend dat Thijsse ook kan worden beschouwd als geestelijk vader van het ‘Boschplan.’ Dupon en Van der Werf doen Thijsse de eer toekomen dat hij met een reeks artikelen in 1908 als een van de eersten propaganda voerde voor een Amsterdams bos. Zij zien hierbij overigens wel over het hoofd dat Thijsse al in 1901 een voorstel deed voor het aanleggen van een volwaardig bos in de directe nabijheid van de hoofdstad.

Het idee van een groot park onder de rook van Amsterdam paste uitstekend in Thijsses visie op nut en genot van natuurstudie. Hij was een vurig pleitbezorger van ‘natuursport’ – een woord waaruit Thijsses overtuiging spreekt dat mensen voor waar natuurgenot het best zelf op pad konden gaan. Thijsse zag de natuur in de eerste plaats als een onuitputtelijke bron van individuele voldoening. Hij was er echter ook van overtuigd dat natuurbeleving kon bijdragen aan het (geestelijk) welzijn en verheffing van de Nederlandse bevolking, in het bijzonder van de stadsbewoners. En Thijsse was zeker niet de enige die er zo over dacht. Het Amsterdamse Bos was dan ook nadrukkelijk bedoeld om Amsterdammers uit alle lagen van de bevolking de gelegenheid bieden om bij te komen van het zenuwslopende leven in de drukke stad.

Beplanting van het Amsterdamse Bos

Thijsse was daarnaast één van de natuurkenners die deel uitmaakten van de botanische subcommissie, die zich boog over de vraag hoe de beplanting van het Amsterdamse Bos eruit moest komen te zien. De instelling van een dergelijke commissie was exemplarisch voor de manier waarop het Amsterdamse Bos werd ontworpen. Een keur aan academici, ambtenaren en praktijkmensen adviseerde de hoofdontwerpers Jakoba Mulder en Cornelis van Eesteren. Deze nauwe samenwerking tussen allerlei deskundigen maakte het Bosplan tot een vernieuwend en succesvol project, waarbij de nieuwste inzichten uit verschillende vakgebieden ingang vonden in het ontwerp.

Zo was het aan professor Th.J. Stomps en A.J. van Laren, hortulanus van de Amsterdamse Hortus Botanicus, te danken dat het beplantingsplan ten dele werd gebaseerd op principes uit de plantensociologie. Aanhangers van deze destijds nieuwe tak van wetenschap zagen planten en bomen nadrukkelijk niet als op zichzelf staande wezens, maar als onderdelen van een groter geheel, dat samen een specifieke plantengemeenschap vormde. Dankzij deze aanpak bestaat het Amsterdamse Bos ten dele uit enkel inheemse vegetatie (het ‘Noordwest-Europees bos’), terwijl een ander deel ook plaats biedt aan een bonter pallet van exotische soorten.

Dupon en Van der Werf maken de denkbeelden en discussies die van invloed waren op de aanleg van het Amsterdamse Bos op heldere wijze inzichtelijk. Ook dankzij eigen archiefonderzoek en de uitstekende selectie van beeldmateriaal is het boekje zonder meer van toegevoegde waarde. Dit doet vergeten dat in de geraadpleegde bronnen enkele titels opvallenderwijs ontbreken (zoals De natuur als bondgenoot van M. Coesèl, J. Schaminée en L. van Duuren).

Het Amsterdamse Bos: een geschiedenis is gebaseerd op een cultuurhistorische verkenning van de afdeling Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam en is uitgegeven door THOTH.