Aan het landbouwblad Vork werd een interview over het belang van Thijsse gegeven door Frank Berendse. Hieronder de tekst.
Welke bijdrage leverde Thijsse?
Jac. P. Thijsse was – samen met zijn vriend Eli Heimans – de grondlegger van de Nederlandse natuurbescherming. Hij was de enige die zich verzette toen de gemeente Amsterdam het Naardermeer in gebruik wilde nemen als vuilstortplaats. In zijn column in het Handelsblad veroordeelde hij dit voornemen met een voor zijn doen ongebruikelijke scherpte. Hij noemde het Naardermeer met zijn purperreigers en lepelaars ‘een schatkamer zonder weerga’ en schreef dat het voornemen om ‘het Amsterdamsche vuilnis neer te plempen in het Naardermeer zeker honderden in den lande met droefenis en ergernis heeft vervuld’. Vreemd genoeg kreeg hij van andere vooraanstaande natuurbeschermers in die tijd geen enkele steun, behalve dan van Eli Heimans die hem bijviel in De Groene Amsterdammer. Uiteindelijk werd het plan door de gemeenteraad verworpen, vooral om financiële redenen. Het was voor Thijsse glashelder dat het gebied alleen blijvend beschermd kon worden, wanneer het zou worden aangekocht. Op zijn aandringen besloot het bestuur van de Nederlandsche Natuurhistorische Vereniging een fonds te vormen waaruit die aankoop kon worden gefinancierd. Op 22 april 1905 werd dit fonds concreet vorm gegeven door de oprichting van de “Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten”.
Waarom is Thijsse voor jou een inspirator?
Thijsse heeft mij altijd vooral geïnspireerd door de heldere en enthousiasmerende manier waarop hij en Heimans over de natuur schreven. In de periode voor hen waren boeken over de natuur vaak in een uiterst saaie en deftige stijl geschreven, terwijl illustraties meestal ontbraken. In de prachtige serie Van vlinders, bloemen en vogels braken zij met die traditie. Zij beschreven in helder, voor iedereen begrijpelijk Nederlands de natuur op een manier die aanstekelijk was en getuigde van hun eigen enthousiasme. De boeken waren voorzien van prachtige tekeningen en aquarellen, voor een belangrijk deel door henzelf gemaakt. Ik vind hun boeken nog steeds een toonaangevend voorbeeld van hoe je zonder dure woorden en onnodig ingewikkelde zinnen over veldbiologie kunt schrijven. Jammer genoeg heeft men dat voorbeeld niet altijd gevolgd. De onnodig ingewikkelde namen – vaak in het Latijn – die de zogenaamde plantensociologen gaven aan de verschillende wilde plantengemeenschappen, zijn daar een voorbeeld van. Deze insteek heeft jammer genoeg bijgedragen aan de ontwikkeling van een technocratisch natuurbeheer dat het draagvlak voor natuurbehoud niet heeft versterkt.
Hoe beïnvloedt zijn werk het werk vandaag de dag?
Thijsse is de grote initiatiefnemer geweest van de oprichting van Natuurmonumenten, een organisatie die tegenwoordig een centrale rol speelt bij de bescherming van de natuur in Nederland met zo’n 110.000 hectare natuurgrond in eigendom en meer dan 700.000 leden. Een aantal gebieden zijn al in het begin van de 20ste eeuw aangekocht. Zonder het werk van Thijsse en Heimans was er veel minder overgebleven van de rijke natuur die toen nog in ons land aanwezig was.
Waar zou Thijsse zich over verwonderen als hij nu nog zou leven?
Thijsse zou zich zonder meer blij verwonderen over de zeearend, de visarend, de grote zilverreiger en de kraanvogel die zich de afgelopen decennia in Nederland gevestigd hebben in de grote, beschermde natuurgebieden die zijn ontstaan. Hij zou vooral ook verbaasd zijn wanneer hij met zijn botaniseertrommel op stap zou zijn gegaan in het huidige, warmere Nederland. Hij zou zich vergaapt hebben aan de bijenorchis in de duinen, het overvloedige bezemkruiskruid in de stad en de reuzenbalsemien in de natte bossen van Biesbosch tot Winterswijk. Hij zou dat allemaal met grote belangstelling hebben bekeken. Maar op zijn wandelingen door agrarisch Nederland, in zijn tijd nog zo geweldig rijk aan wilde planten en dieren, zou het huidige dode landschap – zo vermoed ik – tot onbegrip en groot verdriet hebben geleid.
Robert Ellenkamp