Laureaten (uitgebreid)

Wie waren en zijn de laureaten van de Heimans en Thijsse Prijs?

De Heimans en Thijsse Prijs is een initiatief van de Heimans en Thijsse Stichting (en haar voorlopers de Heimans Stichting, het Dr. Jac. P. Thijsse Fonds en de Stichting Heimans en Thijsse Fonds). De prijs wordt uitgereikt aan personen of instellingen die zich in de geest van Heimans en Thijsse verdienstelijk hebben gemaakt voor het populariseren van de natuurstudie.

Aanvankelijk werd de prijs alleen toegekend aan amateur-veldbiologen. Dus aan personen die, evenals de naamgevers van de prijs, geen academische opleiding hadden genoten en vaak net als zij werkzaam waren in het onderwijs en/of hun brood verdienden als natuurpublicist, -fotograaf en/of -filmer. Toen het hoger onderwijs in de loop der jaren bereikbaar werd voor minder draagkrachtigen, werd de prijs ook wel toegekend aan academisch gevormde biologen.

Hoewel het niet in de voorwaarden staat, waren de laureaten aanvankelijk allen van het mannelijk geslacht. De eerste vrouw die de Heimans en Thijsse Prijs ontving was Wilma Eelman in 1990. Op de lijst van laureaten zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd. Dat geldt niet voor de ornithologen, die zijn op de lijst van laureaten juist in ruime mate aanwezig. Opvallend is ook het grote aantal oud-leden van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN).

In 1965 werd de Heimans en Thijsse Prijs uitgereikt in de Koningszaal in Artis en deze locatie bleef jarenlang favoriet. Mede dankzij het optreden van Victor Westhoff, die veel aandacht besteedde aan de laudaties en interessante toespraken hield, groeiden de prijsuitreikingen uit tot drukbezochte, geanimeerde bijeenkomsten. Halverwege de jaren negentig besloot de Heimans en Thijsse Stichting een nieuwe impuls aan de uitreiking te geven door de feestelijkheden te verplaatsen naar de provincie, naar een locatie op het terrein van de prijswinnaar. Dat gebeurde voor het eerst in 1997 in Zuid-Limburg, en het laatst in 2010 in België. Sinds 2013 wordt de prijsuitreiking gecombineerd met een symposium, dat jaarlijks door de Heimans en Thijsse Stichting wordt georganiseerd.

De Heimans en Thijsse Prijs was aanvankelijk een geldprijs. De eerste keer dat de prijs werd uitgereikt (in 1955), bestond die uit een bedrag van honderd gulden. Het bedrag werd in de loop der jaren verhoogd. Sinds 2003 is de geldprijs vervangen door de Bronzen Spreeuw en een oorkonde. De Bronzen Spreeuw is een ontwerp van Tonneke Iwema–van Harten, uit Nieuwkoop.

Naast het beeldje van de Bronzen Spreeuw reikt de Heimans en Thijsse Stichting sinds 2013 een zilveren draagspeld uit. De Zilveren Spreeuw is een ontwerp van Mart Holtrop, De Meern. De speld wordt toegekend aan personen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de Heimans en Thijsse Stichting. De speld is toegekend in 2013: Eddy van der Maarel en Jacques de Smidt; in 2017: Herbert Kuyvenhoven en Maarten Smies; in 2020: Frank Berendse.

Vanwege het grote aantal laureaten van de Heimans en Thijsse Prijs zijn de hierna volgende beschrijvingen beknopt gehouden. Voor meer informatie wordt bij elke naam verwezen naar een bron, waarin meestal ook aanwijzingen staan voor verder lezen. Een belangrijke bron is het onvolprezen boek van Karel Voous. In de ban van vogels (1995). Bij het maken van de beschrijvingen van de laureaten is ook veel gebruik gemaakt van internet en van berichten die in de dagbladen verschenen. Onder de laureaten van de Heimans en Thijsse Prijs zijn er velen die ook andere onderscheidingen ontvingen, maar die zijn op een enkele uitzondering na niet vermeld.

Op- en aanmerkingen graag sturen naar Marga Coesèl via: marga.coesel@xs4all.nl

 

1955  Mossenwerkgroep

De besturen van de in 1916 opgerichte Heimans Stichting en het in 1946 gevormde Dr. Jac. P. Thijsse Fonds besloten ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de KNNV (in 1951) een Heimans en Thijsse Prijs uit te reiken. Het duurde nog tot 1955 voor het zover was. De prijs ging dat jaar naar de Mossenwerkgroep van de KNNV. De leden van de groep hielden determineeravonden in de Amsterdamse  ‘Hortus’ (het botanisch laboratorium).

Drijvende krachten achter deze werkgroep waren de amateurbiologen Sam Groenhuijzen (1913-2002) en Etienne (Ten) Agsteribbe (1901-1964). Groenhuijzen, van beroep administrateur bij het Gemeentelijk Electriciteits Bedrijf, had al in 1941, als bestuurslid van de afdeling Amsterdam van de (K)NNV, een mossenwerkgroep opgericht. Agsteribbe, die werkzaam was op een chemisch laboratorium, behoorde tot de eerste deelnemers. Kort na de bevrijding kwam de landelijke Bryologische Werkgroep tot stand, met prof.dr. Roelof van Wijk (1885-1981) als voorzitter. De werkgroep verzorgde tot eind 1970 een mededelingenblad Buxbaumia. Het blad werd opgevolgd door Buxbaumiella en door het Engelstalige tijdschrift Lindbergia. De Bryologische Werkgroep werd eind jaren zeventig uitgebreid tot de Bryologisch-Lichenologische Werkgroep, dus inclusief de korstmossen. De nog steeds actieve BLWG bestaat uit ongeveer twintig regionale groepen. De BLWG organiseert excursies en kampen, voert onderzoek uit en geeft advies, en verzorgt samen met de Skandinavische mossen- en korstmossenwerkgroep het tijdschrift Lindbergia.

Bron: Ger Harmsen. Passie voor mossen. Utrecht, KNNV, 1998; Lucy Freese-Woudenberg. In memoriam Sam Groenhuijzen (1913-2002). Buxbaumiella 63 (2003) 3-5.

 

1957 Museum Natuer en Gea, G. Bosch, B.J. Lempke, C. Swennen, B.J.J.R. Walrecht, J.J. Zweeres

Museum Natuer en Gea

Het museum Natuer en Gea, na het museum in Leeuwarden het tweede natuurmuseum in Friesland, werd in 1953 in Dokkum, in een oude soepkokerij geopend. Het museum werd beheerd door de vereniging Natuer en Gea waarin de veehouder A. Bruinenberg al geruime tijd een belangrijke rol speelde. Bruinenberg zette zich onder meer in voor natuureducatie bij jongeren. De prijs was een stimulans voor het museum dat aanvankelijk weinig publiek trok. Na diverse verhuizingen binnen Dokkum vond het museum in 1985 een nieuw onderkomen bij het speel- en dierenpark SanjesFertier, in Feanwâlden, ten zuiden van Dokkum. Bij die gelegenheid veranderde de naam van het museum in Natuurmuseum Bruinenberg.

Bron: Algemeen Handelsblad 22 maart 1957; website natuurmuseumbruinenberg.nl

Gerrit Bosch (1893-1981)

Gerrit Bosch was een in Leeuwarden woonachtige vogelaar, vooral kenner van de Friese vogels en bekend als Fûgeltsje-Bosch. Bosch was in 1923 initiatiefnemer van het eerste Friese natuurmuseum in Leeuwarden (nu Natuurmuseum Fryslan), in 1947 medeoprichter van de Bond Friese Vogelwachten (BFVW) en bestuurslid van It Fryske Gea. Hij correspondeerde en publiceerde veel en was een knap preparateur. Al dit werk deed hij naast zijn kantoorbaan bij Frico, de Friese Coöperatieve Zuivelexport Vereniging, een van de voorlopers van Friesland Campina.

Bron: G.A.H. de Groot. Gerrit Bosch 15 mei 1893– 20 juni 1981, een groot briefschrijver. Vanellus 57 (1998) 100-102, 150-153, 184-186; Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 167.

Barend Jan Lemke (1901-1993)

Barend Lemke geldt als de nestor van de Nederlandse lepidopterologie, de studie van vlinders. Na zijn opleiding aan de Amsterdamse kweekschool, waar hij les kreeg van Jac. P. Thijsse, werd Lemke onderwijzer. Hij werkte zich op tot leraar Engels en deed daarnaast onderzoek aan de collectie Nederlandse lepidoptera in het Zoölogisch Museum Amsterdam. Net als veel andere jonge natuuronderzoekers publiceerde hij zijn eerste artikel in De Levende Natuur, in 1919. Daarna schreef meer dan 300 artikelen in uiteenlopende tijdschriften.

Bron: Willem Hogenes en Harry van Oorschot. In memoriam B.J. Lemke (1901-1993), een biografie en een bibliografie. Entomologische Berichten Amsterdam 55 (1995) 8-20.

Cornelis (Kees) Swennen (1929- 2020)

Al tijdens zijn jonge jaren in Den Helder raakte Kees Swennen geboeid door het natuurleven van de kust, vooral vogels. Hij werd lid van de NJN en raakte binnen deze jeugdbond betrokkken bij de Strandcommissie. De Strandcommissie ging in 1947 op in de Strandwerkgroep (van NJN, KNNV en JNM), met als orgaan Het Zeepaard. Swennen had in deze groep een leidende rol en ontving daarvoor in 1957 de Heimans en Thijsse Prijs. Na de kweekschool was hij opgeklommen tot hoofdconservator van de toenmalige Dienst School- en kindertuinen Den Haag. In 1964 behaalde hij het MO-diploma biologie en kreeg hij een aanstelling bij het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in Den Helder, dat in 1970 verhuisde naar Texel. Daar maakte hij zich verdienstelijk als een deskundig en veelzijdig marien oecoloog, met contacten over de hele wereld. In 1991 promoveerde hij in Groningen op zijn onderzoek aan eidereenden. In 2010 ontving hij een ere-doctoraat van een Thaise universiteit.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 477-479; Gerhard Cadee. In memoriam dr. C. (Kees) Swennen (1929-2020). Het Zeepaard 80 (2) 2020.

Bernardus Johannes Jan Roelof Walrecht (1902-1964)

Roelof Walrecht was een uitstekend amateur-veldbioloog, vooral kenner van bijen en wespen, en een enthousiast natuurpopularisator. Hij groeide op in Drenthe en Groningen en belandde uiteindelijk via locaties in Utrecht en Noord-Brabant in het Zeeuwse Biezelinge, waar hij de rest van zijn leven bleef wonen. Net als zoveel ander laureaten van de Heimans en Thijsse Prijs en de naamgevers zelf, verdiende hij zijn brood als onderwijzer. Walrecht publiceerde zijn waarnemingen in uiteenlopende tijdschriften en schreef onder de naam Roel Dasmus en als Barend Zwerfmans in dag- en weekbladen.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 509-510.

Jacobus Johannes (Ko) Zweeres (1915-1993)

Ko Zweeres was een enthousiast lid van de NJN en groeide uit tot een bekend vogelwaarnemer, vogelbeschermer en publicist. Hij begon met stukjes in het Haarlems Dagblad, was auteur van het populaire boekje Vogel, wie ben je? en schreef later jarenlang onder de naam Cantecleer artikelen in het Algemeen Handelsblad.  Zijn leven werd bemoeilijkt door zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de politionele actie in Nederlands-Indië. In 1956 werd hij secretaris-penningmeester van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels waar hij belangrijke initiatieven nam, ook op internationaal gebied. Na het beëindigen van dit dienstverband, eind jaren zestig, trok Zweeres zich terug in zijn woonplaats Zwanenburg. Hij ging daarna door met publiceren en het leidden van vogelexcursies. In 1977 trad Zweeres, die een groot bewonderaar was van Thijsse, op als mede-oprichter van de Stichting Heimans en Thijsse Bibliotheek en Archief, die in 1993 opging in de Heimans en Thijsse Stichting.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 566-568.

 

1960 P.W. en W.G. Brander, J.J.C. Tanis, R. Tolman

Pieter Willem (Piet) Brander (1907-1982)

Piet Brander begon al tijdens zijn jeugd in Bergen met het waarnemen van vogels. Eind jaren dertig, tijdens de aanleg van het Bosplan bij Amsterdam, het latere Amsterdamse Bos, werd Brander aangesteld tot boswachter. Een taak die hij met veel enthousiasme vervulde en al gauw uitbreidde tot die van voorlichter en excursieleider. Al tijdens de oorlog was Brander lid geworden van de Amsterdamse werkgroep Vogels. Na de bevrijding speelde hij als bestuurslid een centrale rol in deze organisatie. Piet maakte samen met zijn jongere broer Wim G., een banketbakker en amateurcineast, vogelfilms waarmee ze veel succes oogsten. De Heimans en Thijsse Prijs was voor hen samen. Van W.G. Brander zijn de levensjaren niet bekend.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 172-173

Jan Johannes Cornelis (Jan) Tanis (1924-2002)

Jan Tanis was vanaf zijn jeugd op Schouwen-Duiveland geboeid door het natuurleven, vooral vogels.  Hij werd al jong lid van de NJN waarvan hij in 1947 een jaar voorzitter was. Na de kweekschool werkte hij aanvankelijk als onderwijzer, vanaf 1953 op Terschelling. Hij beheerde vanaf 1957 het provisorisch biologisch station Schellingerland van het RIVON, een tijdens WO II door de Duitsers gebouwd onderkomen in de duinen bij de Bosplaat. Het station bood aanvankelijk alleen in de zomermaanden onderdak, maar stond vanaf 1960, onder toezicht van Tanis, permanent open voor onderzoek. Zelf publiceerde onder meer een uitstekend overzicht van de vogels van Terschelling. Vanwege problemen met zijn gezondheid (ernstige hoofdpijnen) gaf hij deze functie op. Hij werkte nadien nog een aantal jaar op het RIVON/RIN in Leersum en vestigde zich daarna in Frankrijk, waar hij actief bleef als vogelaar. In 1991 keerde Tanis terug naar Nederland, waar hij in 2002 in zijn geboorteplaats Zierikzee overleed.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 482-483

Rinke Tolman (1891-1983)

Rinke Tolman, een koppige Fries, had van jongsaf aan een passie voor de natuur. Na mislukte pogingen het onderwijzersdiploma te behalen, werd hij een succesvol schrijver van natuurhistorische werken. Hij publiceerde onder meer columns in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en het Utrechtsch Dagblad (waar hij als redacteur aan verbonden was), artikelen in allerlei tijdschriften, waaronder De Wandelaar en In Weer en Wind, en een lange lijst boeken. Daarnaast vertaalde hij een groot aantal boeken die in Skandinavië waren verschenen. Tolman was een verwoed wandelaar en als romanticus wars van techniek. Over aandacht en waardering had hij niet te klagen. Tolman ontving diverse onderscheidingen, een daarvan was de zilveren penning van de gemeente Soest, waar hij vanaf 1922 woonde.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 502-503.

 

1962 J.M. Duiven, N.H. Lysen, J. Veenman, A.J. Wiggelaar

Jozef Martinus (Martin) Duiven (1904-1972)

Martin Duiven was (hoofd)onderwijzer in het Groningse Oude Pekela en natuurpublicist. Hij schreef zowel over de natuur als over archeologie. Zijn bijdragen verschenen onder meer in de Winschoter Courant en in tijdschriften zoals De Levende Natuur en in De Wandelaar in Weer en Wind. Daarnaast vertaalde en bewerkte hij boeken over de natuur. Martin Duiven had een indrukwekkende insectenverzameling en een uitgebreid herbarium. Hij was als adviseur verbonden aan het Groninger Landschap en als medewerker aan diverse instellingen op het gebied van oudheidkunde en dialecten.

Bron: wikipedia

Nicolaas Henri  (Nico) Lysen  (1911-1978)

Nico Lysen, geboren in het Friese Engwierum, kreeg na de middelbare tuinbouwschool te Boskoop een baan in Zeeland bij de Domaniale Duinen op Schouwen. Hij vestigde zich in Burgh bij Haamstede en maakte zich de daarop volgende veertig jaar sterk voor wat nu de boswachterij Westerschouwen is, een gevarieerd duinbos op westelijk Schouwen. Naast zijn werk als bosbouwkundige was Lysen een verwoed vogelaar en actief  in organisaties als het Zeeuws Landschap en de Natuur-en Vogelwacht Schouwen-Duiveland.

Bron: Website van Westenschouwen. De geschiedenis van Westenschouwen. 06

Jan Veenman (1927)

Jan Veenman begon als twaalfjarig Amsterdammertje in de NJN met vogelen, een hobby die die zijn levenlang zou blijven beoefenen. Op basis van onderzoek in de jaren ’40 en ’50 naar de vogelbevolking van het plassengebied Botshol publiceerde hij in 1960 samen met Ab Wiggelaar een boek waarvoor zij elk in 1962 de Heimans en Thijsse Prijs ontvingen. Veenman werkte in die jaren al bij de VARA televisie als producent-regisseur en cineast. In die functie maakte hij kritische natuurfilms, eerst in Nederland later ook daarbuiten.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 509.

Albert Johan (Ab) Wiggelaar (1927-2014)

Net als Jan Veenman was Ab Wiggelaar in Amsterdam lid van de NJN en slaagde hij er tijdens de oorlogsjaren in uit handen van de bezetter te blijven door in het plassengebied van de Botshol onderzoek te doen naar de vogelwereld. Zoals vermeld bij Jan Veenman publiceerden zij samen het boek Botshol en werden zij ook elk gelauwerd met de Heimans en Thijsse Prijs. Wiggelaar verdiende zijn brood als journalist bij Het Financieel Dagblad.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 549.

 

1964 W.H. Gravestein, M.J.C. Kolvoort

Willem Hendrik Gravestein (1906-1989)

Wim Gravestein begon als kind al met verzamelen van naturalia en het kweken van vissen en planten, maar besloot na de hbs voor tandarts te gaan studeren, omdat je volgens hem als bioloog alleen voor de klas kon staan. Zijn belangstelling voor natuuronderzoek was blijvend. Naast zijn werk als tandarts in Amsterdam besteedde hij al zijn tijd aan het bestuderen en verzamelen van insecten. Hij was actief in de Nederlandse Entomologische vereniging en de KNNV en deed als honorair medewerker onderzoek voor het Instituut voor Taxonomische Zoölogie. De vele wantsen en cicaden die hij op zijn buitenlandse reizen verzamelde schonk hij aan het ITZ. Wim Gravestein, ‘Haas’ voor veel van zijn vrienden, had ook een collectie postzegels met afbeeldingen van insecten.

Bron: J.P. Duffels en J.H. Woudstra. In memoriam W.H. Gravestein (1906-1989) met een bibliografie. Ent. Ber. Amst 50 (1990) en Het Parool 18 maart 1964.

Marius Johan Christiaan Kolvoort (1907-1998)

De liefde voor de natuur kreeg Marius Kolvoort mee van zijn vader, de onderwijzer Wolter Willem Kolvoort, een leeftijdgenoot van Heimans en Thijsse. Het gezin woonde in Lochem waar Marius al vroeg begon met tekenen en illustreren. Het was een liefhebberij die hij zijn levenlang met passie zou blijven beoefenen, naast zijn werk als onderwijzer en later als leraar tekenen en kunstgeschiedenis. Als tekenaar/illustrator ging zijn belangstelling uit naar zowel planten als dieren, maar vooral naar vogels. Zijn werk verscheen in tal van tijdschriften. Hij werkte ook mee aan exposities. Voor zijn vele verdiensten, onder meer voor de KNNV en het Wereld Natuurfonds, ontving hij diverse onderscheidingen. Marius gaf zijn liefde voor natuur en kunst door aan zijn nageslacht. Een van hen, zijn zoon Willem, werd onderwaternatuurfotograaf.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 312.

 

1965 P. Bakker

Petrus Bakker (1910-1984)

Petrus Bakker te Heemstede was een leerling van Jac. P. Thijsse op het Kennemer Lyceum. Hij promoveerde in 1936 in Leiden op een proefschrift over geldverkeer in Nederlands-Indië en werd later directeur van het bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister, aan de Plantage Kerklaan in Amsterdam. Hij ontving de Heimans en Thijsse prijs op 4 mei 1965 in de Koningszaal in Artis vanwege zijn werk als secretaris-penningmeester van de Stichting Thijsse’s Hof in Bloemendaal.

Bron: De Telegraaf 6 mei 1965; NRC Handelsblad 10 maart 1984.

 

1966 H.W. Garthoff, C.J. Hana

Hubertus Wilhelmus (Bert) Garthoff (1913-1997)

Bert Garthoff groeide op in Amsterdam. Als jongetje van twaalf maakte hij op zijn eerste NJN-kamp op Texel kennis met Jan P. Strijbos die daar op bezoek kwam. In 1935 maakten zij samen een reis door IJsland. Strijbos zette Bert niet alleen aan tot de vogelstudie, maar ook tot zijn latere beroep als radiopresentator en publicist. Bert Garthoff begon het radiowerk eind jaren dertig in Nederlands-Indië en pakte dat na de oorlog weer op. Tijdens de Japanse overheersing zat hij opgesloten in een kamp. In 1955 trad Bert in dienst bij de VARA waar hij grote bekendheid verkreeg met zijn natuurprogramma op de vroege zondagochtend getiteld Weer of geen Weer, de voorganger van Vroege Vogels. Vaste gast in dit radioprogramma was Fop I. Brouwer met zijn rubriek Wat leeft en groeit en ons altijd weer boeit. Naast zijn werk voor de VARA, waar hij ook TV-werk deed, trad hij op als publicist van een aantal boeken over de natuur, zoals Zomaar wat zwerven, en als redacteur van Panda, het maandblad van het Wereld Natuurfonds Nederland.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 246-247

 

Cornelis Johannes (Kees) Hana (1910-1975)

De Haarlemmer Kees Hana behoorde tot de eerste generatie van de in 1920 opgerichte NJN, waar hij bevriend raakte met grootheden als Jan-Joost ter Pelkwijk en Niko en Luuk Tinbergen. Kees was aanvankelijk werkzaam als chemisch laborant en reclame-adviseur, maar slaagde er later in zijn brood te verdienen door het schrijven van boeken en artikelen, het houden van lezingen en het maken van foto’s over de natuur en natuurbehoud. Hij kreeg daarbij veel steun van Jac. P. Thijsse die oog had voor de talenten en de veelzijdige natuurkennis van Hana. Hana is onder meer auteur van het bekende boek Van dier en plant, water en land. In het kader van het Thijsse-jaar 1965 verzorgde Hana het nog steeds zeer levenswaardige boekje Feest in de natuur: de eeuw van Jac. P. Thijsse. Kort voor zijn dood schreef hij al even voortreffelijke inleidingen bij de heruitgave van de Verkade-albums Lente, Zomer, Herfst en Winter.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 257-258.

 

1969 E.J. Kortenoever, T. Lebret, J. Philippona

Eldert Johannes Kortenoever (1913-1996)

Eldert, de zoon van een boomkweker, groeide op in het Gooi waar hij actief werd in de NJN, vooral als vogelaar. Na zijn opleiding aan een tuinbouwschool werkte hij aanvankelijk op het bedrijf van zijn vader en later als ambtenaar bij het provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland. Tot zijn taken behoorde het geven van voorlichting op het gebied van natuur en natuurbehoud. Een taak die hij met veel succes vervulde. In 1958 was hij medeoprichter van de Vogelwerkgroep Castricum, vijf jaar later gevolgd door een goed uitgeruste vinkenbaan. Resultaten van de waarnemingen van Kortenoever zijn onder meer vastgelegd in het KNNV-boekje Vogels van de duinen (1967). Kort na de eeuwwisseling werd in de duinen bij Castricum ter nagedachtenis aan Eldert Kortenoever een vogelhut gebouwd, die vernoemd werd naar zijn favoriete vogelsoort: De Winterkoning.

Bron: Hanneke Kortenoever. Wie was .. Eldert Kortenoever. Jaarboekje Stichting Werkgroep Oud-Castricum 2006 p. 53-60. Zie ook website Duinenenmensen.nl

Thomas (Tom) Lebret (1918-1982)

Al tijdens zijn gymnasiumtijd in Dordrecht zwierf Tom Lebret, die lid was van de NJN, rondom de stad en door de Biesbosch op zoek naar watervogels. Hij hield in die jaren een natuurdagboek bij dat in 2017 door Gerard Ouweneel werd uitgebracht onder de titel Biesbosch-vogels. De jeugddagboeken van Tom Lebret. Lebret publiceerde zelf ook veel over de Biesbosch en over het voorkomen en vooral het gedrag van vogels in Nederland en elders in Europa. Na zijn gymnasiumopleiding studeerde Lebret rechten in Leiden. Hij werkte daarna als griffier, later officier van justitie in Middelburg, waar hij ook ging wonen. Voous (1995) typeerde hem als ‘een oorspronkelijk denker en zelfstandig onderzoeker’, en ‘een onbevangen, maar vasthoudend natuur- en vogelbeschermer’.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 334-335.

Jules Philippona (1924-2020)

De belangstelling voor vogels begon bij Jules Philippona toen hij in 1939 lid werd van de NJN in Haarlem. Vogels kijken werd een passie voor het leven. Naast zijn werk als onderwijzer en later als leraar aardrijkskunde in het het middelbaar onderwijs, besteedde hij al zijn tijd aan de vogelstudie. Hij maakte vooral furore met zijn waarnemingen over wilde ganzen. Met de ganzen deelde hij zijn behoefte aan vrijheid en ruimte. Philippona ging vaak op stap met andere ganzen-enthousiastelingen, zoals Theo Mulder, en hij werkte mee aan gezamenlijke publicaties. Zo had hij een belangrijk aandeel in het boek Wilde ganzen in Nederland (Lebret et al. 1976). De vele waarnemingen die Philippona in zijn natuurdagboeken optekende zijn door zijn schoonzoon Erik Lam ingevoerd op Waarneming.nl

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 402-403.

 

1972 J. Landwehr, E.E. van der Voo

Jacobus (Koos) Landwehr (1911-1996)

Koos Landwehr was veelzijdig begaafd: hij was kweker, botanisch tekenaar, beroemd om zijn fotografisch geheugen, én schrijver. Na een opleiding tot hovenier had hij samen met zijn broer een kwekerij in Amstelveen, totdat het bedrijf in 1938 onteigend werd in verband met de aanleg van het Amsterdamse Bos. Het jaar daarop trad hij in dienst bij de plantsoenendienst in Amstelveen. Daar legde hij zich toe op de aanleg van natuurrijke plantsoenen.  Samen met C. Sipkes publiceerde hij daarover een boek, getiteld Wildeplantentuinen (1974). Als tekenaar blonk hij uit door zijn oog voor details die hij met precisie vastlegde, onder meer in atlassen gewijd aan blad- en levermossen en grassen. Na zijn pensionering vestigde hij zich in 1975 in Frankrijk. Twee jaar later verscheen zijn tweedelige standaardwerk Wilde orchideeën in Europa. Op grond van zijn bijzondere verdiensten ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Een jaar na zijn dood werd een park in Amstelveen naar hem vernoemd, het Koos Landwehr-park.

Bron: J. Heimans [en V. Westhoff]. Van vijfentwintig tot vijfenzeventig. De Levende Natuur 75 (1972) 241-254; wikipedia.

Edouard Eugène van der Voo (1903-1977)

Edouard van der Voo groeide op in Hekendorp (gemeente Oudewater). Hij was van jongs af aan geïnteresseerd in de natuur en al vroeg lid van de plaatselijke ornithologische club ‘de Tureluurs’. De door hem aangevangen biologiestudie kon hij niet afmaken als gevolg van de economische crisis in de jaren dertig, maar na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij de kans zich aan de veldbiologie te wijden bij de Stichting Onderzoek Levensgemeenschappen (SOL). Later kwam hij in dienst van het RIVON en deed hij onderzoek aan staatsnatuurreservaten, pariculiere natuurgebeieden en terreinen van Natuurmonumenten.  Verslagen van zijn werkzaamheden publiceerde hij in een groot aantal tijdschriften, daarnaast hield hij lezingen, verzorgde hij cursussen en leidde hij excursies. Hij was een van de vier auteurs van het driedelige werk Wilde planten, flora en vegetatie van onze natuurgebieden. Een jaar na zijn dood verscheen het boek Vergeet het polderland niet: ter nagedachtenis aan E.E. van der Voo.

Bron: J. Heimans [en V. Westhoff]. Van vijfentwintig tot vijfenzeventig. De Levende Natuur 75 (1972) 241-254;

 

1977 C. Sipkes, Jan P. Strijbos

Cornelis (Kees) Sipkes (1895-1989)

Kees Sipkes groeide op in Haarlem en toonde al vroeg belangstelling voor de rijke flora van het Kennemerland. Na zijn opleiding op het gymnasium en de tuinbouwschool, begon hij in 1918 in Haarlem een wildeplanten-kwekerij onder de naam De Teunisbloem. In 1925 hielp hij mee aan de inrichting van Thijsse’s Hof in Bloemendaal. Door het maken van verre reizen, onder meer op de fiets naar Marokko en Algiers, verbreedde hij zijn botanische kennis, zowel op het gebied van soorten, als op het gebied van verspreiding en oecologie.  Na de Tweede Wereldoorlog verplaatste Sipkes zijn arbeidsterrein naar Voorne. Daar werd hij beheersadviseur bij de toenmalige eigenaar van het duingebied. In die functie, waarin hij zich ontplooide tot tuin- en landschapsarchitect en natuurbeschermer, zorgde hij onder meer voor de aanleg van de Tenella-plas, een soortenrijke heemtuin van ongeveer twee hectaren. Zijn liefde en enthousiasme voor de natuur droeg Sipkes uit door het houden van lezingen, het leiden van excursies en het verzorgen van een indrukwekkende reeks publicaties.

Bron: V. Westhoff. C. Sipkes en de wilde planten. Natura 75 (1978) 190-194; M.J. Adriani en B.M. Lensink. 22 Oktober 1985: Kees Sipkes wordt negentig jaar! Gorteria 14 (1985 251-254.

Jan Pieter (Jan P) Strijbos (1891-1983)

Jan P was een vrijbuiter en een hartstochtelijk natuurliefhebber, wars van luxe en comfort. Aangespoord door zijn ouders en de boekjes van Heimans en Thijsse trok hij er al vroeg op uit, eerst in het Kennemerland en later steeds verder van huis tot aan Spitsbergen en Nieuw Zeeland. De baan als bouwkundig tekenaar, die hij verafschuwde, gaf hij in 1927 op om definitief de kost te verdienen als freelance publicist, fotograaf, filmer en spreker. Met Jac. P. Thijsse als zijn grote voorbeeld werd hij propagandist van de natuurbescherming, met nadruk op de bescherming van vogels. Zijn kennis en zijn ervaringen op zijn avontuurlijke tochten legde Strijbos met oog voor sappige details vast in een stroom van boeken, artikelen, films en lezingen. Veel succes oogste hij ook met zijn autobiografische boek Vogelvrij. Mensen en tijden die ik gekend heb (1979). Dat Strijbos veel waardering ontving voor zijn werk en een grote schare vrienden had, blijkt wel uit het feit dat zijn kroonjaren steeds uitbundig werden gevierd. Hij werd talloze malen onderscheiden.

Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 471-473.

 

1979 A. Haanstra, H.W. J. Schimmel

Albert (Bert) Haanstra (1916-1997)

Het zag er aanvankelijk naar uit dat Bert Haanstra, die een groot deel van zijn jeugd doorbracht in het Twentse stadje Goor, onderwijzer zou worden. Hij begon aan de kweekschool in Hengelo maar de fotografie trok hem meer. Nadat hij ervaring had opgedaan bij een plaatselijke fotograaf vestigde hij zich in 1934 als persfotograaf in Amsterdam. Tijdens de oorlogsjaren, waarin hij als fotograaf meehielp aan het verzet, volgde hij ook de schildersopleiding aan de Rijksacademie. In 1947 werd hij professioneel filmer. Bekendheid verwierf Bert Haanstra vooral met de films Fanfare (1958), Alleman (1963) en Bij de beesten af. Overeenkomsten in gedrag van mens en dier (1972).  Voor zijn werk ontving hij talloze onderscheidingen waaronder een Oscar. De Heimans en Thijsse Prijs ontving Haanstra voor zijn documentaire Nationale parken … noodzaak (1978)

Bron: wikipedia; berichten in dagbladen in december 1979.

Hendrikus Josephus Wilhelmus (Hein Schimmel) (1915-2009)

Hein Schimmel werkte eerst als ambtenaar bij de PTT en vanaf 1947 als botanisch assistent, en later natuurbeschermingsconsulent, bij de afdeling Natuurbescherming en Landschap van het Staatsbosbeheer. In 1957 kwam hij in dienst van het RIVON, later het RIN, nadat het SBB het inventarisatiewerk had overgedragen aan deze instelling.  Hein Schimmel, die ook regelmatig te horen was op de radio, publiceerde veel, zowel artikelen als boeken, en zowel populair als wetenschappelijk. Zijn publicaties over stuifzanden en beekdalen bezorgde hem de Heimans en Thijsse Prijs. In 1982 trok Schimmel de aandacht met zijn boek Het verloren woud, een combinatie van een streekroman en een natuurbeschermingsboek, over het verdwenen Beekbergerwoud.

Bron: H.J.W. Schimmel, D.C.P. Thalen en V. Westhoff. Chris van Leeuwen, bouwmeester van het natuurbeheer. De Levende Natuur 86 (1985) 66-73; en internet

 

1983 G. Houtman

Geerit Houtman (1906 -1996)

Geerit Houtman was de zoon van een boomkweker in Boskoop. Nadat zijn belangstelling voor de natuur was gewekt door het boekje In sloot en plas van Heimans en Thijsse, werd hij lid van de NJN. Houtman volgde de opleiding tot onderwijzer in Nijmegen en studeerde later MO-biologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte eerst als onderwijzer in diverse plaatsen en later als leraar aan de Middelbare Tuinbouwschool in Hoorn, de stad waar hij vanaf 1942 woonde. Geerit Houtman was een begaafd leraar. Na zijn NJN-jaren werd hij actief in de KNNV. Vanaf 1952 was hij de motor achter de publicaties van de KNNV, met name de reeks Wetenschappelijke Mededelingen. Hij zat de auteurs met succes achter de vodden. Op latere leeftijd raakte Geerit Houtman geboeid door de geologie en werd hij ook actief in de Nederlandse Geologische Vereniging.

Bron: H. Steur. In memoriam Geerit Houtman. Grondboor en Hamer 50 (1996) 78, 13 febr 1996.

 

1985 P.A. Bakker, D.T.E. van der Ploeg, P. Zonderwijk

Pieter Anthonius (Piet) Bakker (1937)

Nadat Piet Bakker als kind vanuit Rotterdam verhuisd was naar de Veluwe kreeg hij belangstelling voor natuur en werd hij lid van de NJN. Hij doorliep de kweekschool en werkte daarna vijf jaar als onderwijzer. Ondertussen studeerde hij MO-biologie in Utrecht. In 1963 kwam hij in dienst bij Natuurmonumenten, eerst als botanisch assistent, later als medewerker van de afdeling Onderzoek en Beheersplannen. Hij had een belangrijk aandeel in de uitgave van de driedelige serie Wilde Planten (1970-1973) en publiceerde onder meer een boek over Stinzenplanten (1985). Behalve als florist en vegetatiekundige is Piet Bakker ook een autoriteit op het gebied van historische tuinen en cultuurhistorie. Na zijn afscheid bij Natuurmonumenten, in 1997, leidde hij zestien jaar een eigen adviesbureau, genaamd ‘Verweving’, over het samengaan van natuur en cultuurhistorie. Piet Bakker was en is actief lid van talrijke organisaties, zoals Vechtplassencommissie, de Nederlandse Rozenvereniging, Stichting Floron en de Tuinen Stichting. Naast zijn belangstelling voor natuur en tuinen heeft hij ook een passie voor muziek. Hij speelt orgel en klavecimbel.

Bron: Redactie. Heimans en Thijsse-prijzen uitgereikt. De Levende Natuur 87 (1986): 24-27

Juryrapport  Bij uitreiking Emil-Ludenpenning 2019. Stichting Stad en Lande van Gooiland. 2021. harmpiek@hotmail.nl

Douwe Taeke Engelbertus (Douwe) van der Ploeg (1919-2006)

De natuurkenner Douwe van der Ploeg woonde en werkte zijn levenlang in Friesland. Hij schreef honderden publicaties, vooral in het Fries maar ook in het Nederlands, over rijke de natuur van Friesland. Hoewel hij vooral actief en bekend was als florist (met boeken over de flora van Friesland, Friese plantennamen, stinzenplanten), deed hij ook vogelonderzoek. Deze kennis legde hij vast in de driedelige uitgave Vogels in Friesland. Met zijn optreden en werk inspireerde Douwe van der Ploeg velen in zijn omgeving, vooral de jeugd om het natuuronderzoek voort te zetten. Hij werkte veertig jaar in het onderwijs, aanvankelijk als onderwijzer, maar later als leraar biologie nadat hij geschiktheidsverklaring voor die functie had ontvangen op basis van zijn zelf-verworven natuurkennis. Van der Ploeg sloot zijn carrière af als directeur van de Pedagogische Academie in Sneek.

Bron: Wikipedia; Redactie. Heimans en Thijsse-prijzen uitgereikt. De Levende Natuur 87 (1986): 24-27.

Pieter (Piet) Zonderwijk  (1924-2006)

Al tijdens zijn jeugd op Voorne maakte Piet Zonderwijk zwerftochten door de natuur. Hij doorliep de HBS, maar kon in 1940, door het uitbreken van de oorlog, niet verder studeren. Direct na de bevrijding kwam hij in dienst van het Instituut voor Veredeling van Tuinbouwgewassen, het jaar daarop stapte hij over naar de Plantenziektekundige Dienst. Daar bekwaamde hij zich in de wetenschap en ging hij publiceren over het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen en de effecten op flora en fauna (vooral insecten), op wegbermen, spoorlijnen en watergangen. In 1976 ontving hij een eredoctoraat in de natuurwetenschappen aan de Universiteit Utrecht, twee jaar later volgde zijn benoeming tot hoogleraar in de Onkruidkunde in Wageningen. Zijn vakgebied werd later omgedoopt tot vakgroep Vegetatiekunde, plantenoecologie en onkruidkunde. Een belangrijk deel van zijn werk bestond uit het schrijven van adviesnota’s voor organisaties als Staatsbosbeheer, Waterschappen en het ministerie van Landbouw. Ook na zijn emeritaat bleef hij actief door het houden van voordrachten en het leveren van bijdragen aan tijdschriften. Zijn bekendste boek is De bonte berm, 1979. In die periode schreef hij ook inleidingen bij herdrukken van Blonde duinen en de drie andere biotopenalbums van Verkade.

Bron: Redactie. Heimans en Thijsse-prijzen uitgereikt. De Levende Natuur 87 (1986): 24-27.

 

1988 Vereniging Das en Boom, J.T. Hermans

Das en Boom

De vereniging Das en Boom werd in 1981 opgericht ter bescherming van de in die tijd zeer bedreigde dassenpopulatie in Nederland. Vooral dankzij het optreden van J.J. (Jaap) Dirkmaat (geb. 1958), die confrontatie met tegenstanders niet uit de weg ging en zonodig rechtzaken begon en bovendien bedreven was in het bespelen van de media, had Das en Boom veel succes. In 1988 publiceerde Dirkmaat het boek De das in Nederland, waarin hij zijn kennis over de das (Meles meles) had vastgelegd. In datzelfde jaar werd hem, als boegbeeld van Das en Boom, de Heimans en Thijsse Prijs uitgereikt. De organisatie zet zich behalve voor de das, ook in voor het behoud van andere soorten, zoals de veldhamster (korenwolf) en de otter. Das en Boom wijzigde haar naam in 2006 in Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. Begin 2011 werd de oude vereniging nieuw leven ingeblazen in de vorm van de stichting Das & Boom. Beide organisaties zijn gevestigd in Beek-Ubbergen.

Bron: Documentatie Nederlands Cultuurlandschap en Das & Boom. mvanderlaan@nederlandscultuurlandschap.nl

Johannes Theodorus (Jan) Hermans (1954)

Jan Hermans is de eerste Limburger die de Heimans en Thijsse Prijs ontving. Hij werd geboren in Roermond en volgde daar de opleiding tot onderwijzer. Later behaalde hij aan de Lerarenopleiding in Tilburg de bevoegdheid voor biologie en aardrijkskunde. Op het gebied van de natuurstudie is hij buitengewoon veelzijdig, een gedegen kenner van zowel de flora (met name de groep van de zeggen), als de fauna (met als specialiteit vlinders, libellen en andere insecten). Net als Heimans en Thijsse was en is hij erop gericht zijn kennis over te dragen en anderen enthousiast te maken voor natuurstudie. Met zijn activiteiten in het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg en de plaatselijke IVN- en KNNV-afdelingen is Hermans een ware pleitbezorger van de natuur en het landschap in Limburg.  Sinds 2008 maakt hij ook intensief studie van de libellen van India.

Bron: V. Westhoff. Een leven voor natuur en mens. Natuurhistorisch Maandblad 77 (1988) 182-185.  jthermans21@gmail.com

 

1990 Wilma Eelman, M. Jacobusse

Wilma Eelman (1953)

Wilma Eelman, geboren en getogen op Texel, werd door haar moeder enthousiast gemaakt voor de natuur en vervolgens lid van de NJN. Zij is de eerste vrouw die de Heimans en Thijsse Prijs ontving.  Na haar HBS-b-opleiding en de studie bedrijfskunde was zij werkzaam bij het Provinciaal Electriciteits Bedrijf Noord-Holland en daarna het financieel geweten van de Stichting Texels Museum. In haar vrije tijd inventariseerde zij de flora van Texel voor het Rijksherbarium, was zij actief in de stichting Floron en deed zij vogelonderzoek en vogeltellingen. In de loop der tijd breidde haar belangstelling zich uit naar de cultuurhistorie van Texel en omgeving. Zij publiceerde artikelen en boeken over onder meer tuunwallen, schapenboeten, boerenbouwkunst en De Bol. Wilma Eelman was en is actief (bestuurs)-lid van tal van organisaties waaronder de Werkgroep Landschapszorg Texel en de Boerderijenstichting Noord-Holland.

Bron: internet en rozenburgvof@hetnet.nl

Michiel (Chiel) Jacobusse (1955)

Chiel Jacobusse, groeide op in een gezin van gereformeerde natuurliefhebbers in ‘s-Gravenpolder, een dorp op Zuid-Beveland waar hij ook later bleef wonen. Na de Mulo werkte hij aanvankelijk als melkboer, maar besloot toen al snel verder te gaan leren. Tijdens zijn militaire diensttijd begon hij aan MO-Nederlands. Na afloop koos hij niet voor een baan als leraar Nederlands, maar voor werk op het gebied van natuurstudie. In 1978 kreeg hij een aanstelling bij de stichting Het Zeeuwse Landschap. Daar begon zijn passie voor de Yerseke Moer. Hij deed er uitgebreid onderzoek en zette zich in voor het behoud van het gebied. Daarnaast was hij actief in tal van andere organisaties op het gebied van veldbiologie en natuurbescherming en werd hij bekend als publicist en natuurfotograaf.

Bron: Provinciale Zeeuwse Courant  30 oktober 1993. chiel_jacobusse@hotmail.com

 

1992 H.W. de Vroome, D. van der Laan

Harm Willem (Harry) de Vroome (1921-2001)

Harry de Vroome werd geboren in Vlaardingen. Na zijn opleiding aan de Tuinbouwschool in Frederiksoord werkte hij eerst bij een hoveniersbedrijf in Rotterdam. In 1946 kwam hij in dienst bij de Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming in Den Haag. Enkele jaren later verhuisde hij naar de afdeling Landschapsverzorging van het Staatsbosbeheer in Utrecht. Daar ontwikkelde hij zich tot landschapsarchitect en richtte hij zijn aandacht op hoog-Nederland. In 1957 werd benoemd tot landschapsconsulent, eerst in de provincie Overijssel, later in Groningen en Drenthe, waar hij tevens de functie had van natuurbeschermingsconsulent. Harry de Vroome had een belangrijk aandeel in de restauratie van het stroomdallandschap van de Drentse Aa. Ook na zijn pensioen, in 1983, bleef hij volop actief in provinciale en lokale natuur- en cultuurbeschermingsorganisaties, zoals de stichting Het Drentse Landschap en de Drentse Boerderijenstichting en Provinciale Commissie Heemschut

Bron: Minouk van der Plas-Haarsma. Feestelijke uitreiking van de Heimans en Thijsse prijs in 1992. H&T Nieuwsbrief 1-1993 en internet

Dick van der Laan (1935)

Dick van der Laan groeide op in Utrecht waar hij kort na de oorlog met buurjongens een ‘wandelclub’ vormde. Een van de activiteiten was botaniseren onder leiding van Dicks vader. Na de Lagere en Middelbare Tuinbouwschool werkte Dick van der Laan eerst bij de afdeling Voorlichting van het Staatsbosbeheer. In 1958 solliciteerde hij met succes naar de functie van botanisch assistent op het Biologisch Station ‘Weevers’ Duin en verhuisde hij naar Oostvoorne.  Weevers’ Duin was de botanische afdeling van het IOO (nu NIOO), een van de onderzoeksinstituten van de KNAW. Hier ontplooide hij, onder leiding van de beheerder van het station Marcus Adriani, zijn talenten als veldonderzoeker. Hij deed uitgebreid vegetatie-onderzoek waarbij hij zich zowel richtte op de floristisch en vegetatiekundige aspecten van het gebied als op de abiotische factoren. Dick van der Laan bleef door de jaren heen trouw verbonden met Weevers’ Duin, ook nadat de instelling in 1992 formeel werd opgeheven. Hij was in 1994 de laatste die het veldstation verliet. Ook daarna bleef hij zich, onder meer via het Zuid-Hollands Landschap en de Vereniging Verontruste Burgers van Voorne, inzetten voor de natuur van Voorne.

Bron: Minouk van der Plas-Haarsma. Feestelijke uitreiking van de Heimans en Thijsse prijs in 1992. H&T Nieuwsbrief 1-1993 en dickvanderlaan@hetnet.nl

 

1995 Koos van Zomeren, Eddy Weeda

Peter Jacob (Koos) van Zomeren (1946)

Koos van Zomeren werd geboren in Velp. Na het Christelijk Lyceum in Arnhem debuteerde hij als dichter en romanschrijver. Daarnaast werkte hij als journalist en was hij ook een aantal jaar actief in de politiek. Op oudere leeftijd begon Koos van Zomeren zich te interesseren voor de natuur, met name vogels. Zijn waarnemingen legde hij vast in publicaties, zowel boeken, verhalen en beschouwingen als columns. Vooral met zijn bijdragen voor NRC-Handelsblad bereikte hij een groot publiek. Met zijn ironische stijl, beeldend taalgebruik en subjectieve beschrijvingen van vogels en landschappen opende hij bij velen de ogen voor de bijzonderheden van het vogelleven. Voor zijn boek Alle vogels (2017) ontving hij in 2017 de Jan Wolkers Oeuvreprijs.

Bron: Bron: Karel H. Voous. In de ban van vogels. Ornithologisch Biografisch Woordenboek. Utrecht 1995. p. 563 en wikipedia.

Eduard Johan (Eddy) Weeda (1952)

Eddy Weeda werd geboren in Appingedam en woonde tot zijn achtste jaar op vijf verschillende plaatsen, waarvan twee in het Duitse Rijnland. Zijn eerste studieboek was het Verkade-album De bloemen in onzen tuin van Jac. P. Thijsse, waarin hij op zijn tweede jaar de plaatjes begon te bestuderen. Classificeren leerde hij vanaf zijn zevende jaar door psalmmelodieën met elkaar te vergelijken. Een jaar later verhuisde hij naar Hengelo (Ov) waar hij de rest van zijn schooljaren doorbracht en van waaruit hij per fiets Overijssel en Gelderland afstroopte op wilde planten. In 1970 publiceerde hij zijn eerste botanische stukjes in Gorteria en De Levende Natuur. Door een veelheid van interesses had hij moeite met de studiekeuze. Aan de Vrije Universiteit studeerde hij eerst scheikunde, later theologie. Daarna ging hij werken op het Rijksherbarium in Leiden, waar hij het doctoraal examen biologie aflegde. Na twintig jaar verruilde hij Leiden voor IBN-DLO (later Alterra) in Wageningen, waar hij ook twintig jaar werkte.  In 1995 ontving hij de Heimans en Thijsse Prijs voor zijn vele publicaties op het gebied van vegetatiekunde en oecologie, waaronder de vijfdelige Nederlandse Oecologische Flora. Met dit fraai geïllustreerde standaardwerk droeg hij in hoge mate bij aan de verbreiding van de plantenstudie. Net als veel laureaten voor hem en na hem beschouwde Eddy Weeda de prijs niet zozeer als de kroon op zijn werk, maar vooral als een stimulans om door te gaan. Naast talrijke publicaties op persoonlijke titel is hij eerste auteur van de vierdelige Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland en mede-auteur van de bundel Botanische meesterwerken en diverse andere titels. Na zijn pensionering werkt hij aan een proefschrift ‘Het Beekbergerwoud: van productiebos tot oerwoudmythe.’

Bron: ejweeda@hotmail.com

 

1997 Henk Hillegers

Henricus Paschalis Maria (Henk) Hillegers (1940-2015)

Henk Hillegers, Limburger in hart en nieren, werd op Paaszondag geboren in Meerssen. Hij studeerde MO-biologie in Groningen en promoveerde in 1993 in Maastricht op een studie over extensieve beweiding.  Zijn proefschrift verscheen als uitgave van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, dat ook andere publicaties van zijn hand publiceerde, zoals De Bemelerberg, een bundel artikelen over de beroemde kalkgraslandhelling in Zuid-Limburg. Henk Hillegers zette zich met hart en ziel in voor het behoud van het Mergellandschaap. Hij was in 1979 oprichter van de vereniging Oos Mergelland Sjaop en fokte het in Zuid-Limburg inheemse schapenras terug. In 2003 publiceerde hij daarover het boek Behouden vee: zeldzaam maar springlevend.

Bron: J.H.J. Schaminée. In memoriam Henk Hillegers (1940-2015) Natuurhistorisch Maandblad 104 (2015) 209.

 

1998 R. Westra, Voerman Museum Hattem

Reinaud (Rein) Westra (1915-2002)

Na het doorlopen van de HBS in Amsterdam volgde Rein Westra een opleiding aan de hoofdstedelijke School voor Kunstnijverheid. Daarna begon hij een eigen reclame-bureau. Op zijn 55ste stopte hij daarmee om zich te wijden aan het tekenen en schilderen van wilde planten. Hij verhuisde van Amsterdam naar een oude boerderij van Natuurmonumenten in het Corversbos in Hilversum en ontwikkelde zich tot een befaamd botanisch kunstschilder en aquarellist. Hij verzorgde de illustraties voor de driedelige serie Wilde planten (1970-1973), waarbij hij hulp kreeg van zijn zoon Chiel die de planten fotografeerde in hun natuurlijke omgeving.  Daarna werkte hij aan de eveneens vijfdelige Ontdek-serie, met delen als Ontdek de Veluwe (1976) en Ontdek de Achterhoek (1983). Aan deze uitgaven had zowel Chiel als diens jongere broer Taco een belangrijk aandeel. Taco tekende de insecten en andere dieren. Vervolgens begon Rein met zijn twee zonen aan het maken van de illustraties voor de vijfdelige Nederlandse Oecologische Flora (1985-1994), bij de tekst van Eddy Weeda.

Bron: wikipedia

Voerman Museum Hattem

De geschiedenis van het Voerman Museum Hattem begon in 1971 met de inrichting van een oudheidskamer. Van daaruit ontstond in 1984 het dubbelmuseum Streekmuseum Hattem en Voermanhuis, dat na verschillende verbouwingen verder ging als het Voerman Museum Hattem. Het museum wordt vrijwel volledig gerund door vrijwilligers. De vaste collectie bestaat om te beginnen uit werk van de IJsselschilder Jan Voerman sr (1857-1941), die vrijwel zijn hele leven in het Hanzestadje woonde, en dat van zijn zoon Jan Voerman jr (1890-1976), vooral bekend van de Verkade-plaatjes. Daarnaast bevat de vaste collectie werk van andere aan Hattem gerelateerde kunstenaars en uit objecten die de archeologie en historie van de streek belichten.

Nadat in 1997 in het Voermanhuis de herdruk van het Verkade-album De IJsel ten doop was gehouden, ontving het Museum het jaar daarop, gelijk met Rein Westra, de Heimans en Thijsse Prijs. De feestelijke uitreiking vond plaats in Hattem en bestond uit een vaartocht over de IJssel, een wandeling en een expositie in het stadje en een receptie in het Voermanhuis.

Bron: voermanmuseumhattem.nl

 

1999 Agrarische Natuurbeheervereniging Den Hâneker

Den Hâneker

Op voorstel van een groepje enthousiaste streekbewoners, voornamelijk agrariërs, werd in 1994 besloten een vereniging op te richten voor het behoud van natuur en landschap in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Dat werd de Natuur- en landschapsvereniging Den Hâneker, vernoemd naar de hâneker, de benaming van een mannetjesgrutto in de streektaal. Boeren, burgers en buitenlui werkten eendrachtig samen om het gebied zodanig te beheren dat het zijn aantrekkelijkheid behield. Met succes. De vereniging breidde zich snel uit en vormde een verbindende factor voor de bewoners van de streek. De uitreiking van de Heimans en Thijsse Prijs vond plaats in Giessenburg, en werd gecombineerd met een busexcursie door de Alblasserwaard en een forumdiscussie. Den Hâneker is nog steeds actief. De vereniging bestaat nu uit vijf werkgroepen waarin vrijwilligers samen werken om de streek nog mooier, beter en duurzamer te maken.

Bron: internet

 

2003 Marga Coesèl, Jaap Zwier

Margaretha Jozina (Marga) Coesèl-Wouda (1942)

Marga Wouda groeide op bij de Hortus en Artis in de Amsterdamse Plantagebuurt en studeerde daar biologie. Zij trouwde met haar studiegenoot Peter Coesel. Na haar doctoraal werkte zij in de bibliotheek biologie van de UvA en bij Natuurmonumenten. In 1993 promoveerde zij op een studie over J. Heimans en het biologisch reveil. Zij bleef als gastmedewerker verbonden aan de UvA, eerst bij de faculteit FNWI, later bij Bijzondere Collecties (Artisbibliotheek). Sinds eind 1988 is zij actief in de Heimans en Thijsse Stichting. Naast het toegankelijk maken van de collectie en het beantwoorden van vragen, publiceerde zij vele boeken en artikelen over de wereld van Eli Heimans en Jac. P. Thijsse, onder meer over de NJN, Verkade-albums, Artis en brieven van Thijsse.

Bron: marga.coesel@xs4all.nl

Jacob Hendrikus Hermanus (Jaap) Zwier (1937)

Jaap Zwier werd geboren in Zutphen waar hij door zijn grootvader belangstelling kreeg voor de natuur. Na de kweekschool werd hij lid van de NJN en KNNV en ging hij werken als onderwijzer. Op de Jac. P. Thijsseschool in Heelsum (gem. Renkum) begon hij begin 1967 met het verzamelen van documentatie van en over Jac. P. Thijsse. Twee jaar later kreeg hij een baan bij het IVN in Amsterdam. Inmiddels studeerde hij MO-pedagogiek bij de VU. In 1974 vertrok hij bij het IVN en droeg hij zijn uitgebreide documentatiecollectie over aan het IVN. De collectie werd in 1977 ondergebracht in de door Jan Nijkamp, Ko Zweeres en Jaap Zwier opgerichte Stichting Heimans en Thijsse Bibliotheek en Archief. Deze stichting ging in 1993 op in de Heimans en Thijsse Stichting.

Inmiddels had Jaap Zwier de studie pedagogiek voortgezet aan de Universiteit Utrecht en ging hij werken aan de opleiding kleuterleidsters in Arnhem en later aan de Pedagogische Academie in Doetinchem. In 1998 ontving hij voor zijn werk aan bibliotheek en archief de Zilveren Anjer. Ook na zijn pensioen bleef hij, vanuit zijn woonplaats Zelhem, nauw betrokken bij de Heimans en Thijsse Stichting. Daarnaast verrichte hij entomologisch en cultuurhistorisch onderzoek op het landgoed Slangenburg bij Doetinchem.

Bron: jaap.zwier@slangenburg.nl

 

2004 Fons Eysink, Henk Heemsbergen

Alphonsius Theodorus Wilhelmus (Fons) Eysink (1957)

Al tijdens zijn jeugd in het Overijsselse dorp Albergen (Tubbergen) had Fons Eysink belangstelling voor de natuur. Na het behalen van zijn diploma Middelbare Tuinbouwschool in Frederiksoord kwam hij in 1979 in dienst van het Staatsbosbeheer in Twente. In1985 kreeg hij de functie van terreinbeheerder en werd hij belast met de dagelijkse uitvoering van het natuurbeheer. Met zijn kennis en sociale vaardigheden sloeg Fons Eysink een brug tussen het wetenschappelijk onderzoek en de praktijk van het natuurbeheer. Hij richtte zich niet alleen op het behoud en/of herstel van de flora en vegetatie (met als bijzonderheden de draadgentiaan en brongemeenschappen), maar ook op de fauna (nachtzwaluw, kerkuil). Na 1989 was hij ook betrokken bij ecohydrologisch onderzoek, onder andere in Stroothuizen. Zijn kennis droeg hij met veel plezier over door het geven van lezingen op symposia, congressen en cursussen, en door het schrijven van publicaties.

Bron: André Jansen. Laudatio Heimans en Thijsse Prijs voor Fons Eysink. In; E. van der Maarel (red). Heimans en Thijsse Prijs 2004. p. 4-11.  f.eysink@bosgroepen.nl

Henk Heemsbergen (1944-2010)

Tijdens zijn jeugd in Veenendaal was Henk Heemsbergen meer geïnteresseerd in de natuur dan in zijn schoolopleiding. Maar zijn achterstand in het onderwijs haalde hij later in met een in de avonduren behaald diploma Middelbare Tuinbouwschool en een cursus Biologie op HBO-niveau aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Henk Heemsbergen werkte eerst bij de Plantenziektekundige Dienst waar hij samen met Piet Zonderwijk actief was op het gebied van onkruidkunde en zich inzette voor het optimaal beheren van wegbermen en slootkanten. In 1981, bij de oprichting van de Adviesgroep Vegetatiebeheer in Wageningen werd Henk de eerste medewerker. Het advieswerk was hem, met zijn theoretische en praktisch kennis, op het lijf geschreven. In het kader van dit werk had hij bemoeienis met Rijkswaterstaat, NS, Defensie, IVN en KNNV en andere organisaties. De Adviesgroep werd in 1992 opgenomen in in het IKC Natuurbeheer van Staatsbosbeheer en verdween in 2001 in het Expertisecentrum LNV. Bij die gelegenheid ging Henk met vervroegd pensioen. Daarna was hij onder meer jurylid voor de verkiezing van de groenste gemeente van Nederland .

Bron: Piet Zonderwijk. Laudatio Heimans en Thijsse Prijs voor Henk Heemsbergen. In; E. van der Maarel (red). Heimans en Thijsse Prijs 2004. p. 12-15.. F. van der Zee. In memoriam Henk Heemsbergen (1944-2010). Stratiotes 42 (2011):42-44

 

2006 Stichting Oase: Willy Leufgen en Marianne van Lier

Stichting Oase

De stichting Oase is niet los te zien van Willy Leufgen en Marianne van Lier. Zij waren niet alleen de oprichters van Oase, maar vormden door de jaren heen ook de kern. Marianne (1952) groeide op in Rotterdam en Schiedam en had al vroeg belangstelling voor de natuur. Zij werd lid van de NJN en studeerde biologie in Utrecht en Groningen. Willy (1953) bracht zijn jeugd door op het Duitse platteland in de omgeving van Keulen. Na het gymnasium studeerde hij sociale pedagogiek in Mönchengladbach. In 1974 leerden Willy en Marianne elkaar kennen en gingen zij als paar verder. Via omzwervingen in onder meer Dordrecht en Hamburg, vestigden zij zich in Zuidbroek op het Groningse platteland waar zij zich bekwaamden in het beheer van heemtuinen. In 1990 verscheen hun rapport Heem- en natuurtuinen geïnventariseerd. Dit leidde tot de oprichting van de Landelijke Werkgroep voor Heem- en Natuurtuinen. Om het onderlinge contact te versterken werd een tijdschrift opgericht, dat werd Oase. Het eerste nummer verscheen in mei 1991. Twee jaar later verhuisden Willy en Marianne naar het Gelderse Beuningen waar nog datzelfde jaar de Stichting Oase werd gevormd. De Stichting Oase is een open netwerk dat zich richt op natuurrijk tuinieren, heemtuinbeheer en speelnatuur. Een van de activiteiten is de opleiding tot Ecologisch Hovenier. In 2009 verhuisden Willy Leufgen en Marianne van Lier, en daarmee het secretariaat van Oase, naar Den Hoorn op Texel.

Bron: G. Londo, W. Leufgen, M. van Lier e.a. in: E. van der Maarel (red.) Heimans en Thijsse prijs 2006. Uitgave Heimans en Thijsse Stichting. willyenmarianne@outlook.com

 

2008 Jan Wartena, Ton Engelman

Jan Gerrit Ruurd (Jan) Wartena (1933)

Jan Wartena werd geboren in Almelo en groeide op in Winterswijk. Vanaf zijn vroege jeugd was de natuur een bron van inspiratie. Na de HBS en één jaar tuinbouwschool werkte hij eerst als tuindersknecht en later als botanisch assistent bij Staatsbosbeheer tot hij in 1964 een aanstelling kreeg bij de Dienst School- en Kindertuinen (DSK) in Den Haag. In deze functie schreef hij onder meer bijdragen voor Natuur van de Maand, een blad dat leerkrachten hielp bij het natuuronderwijs. Bekendheid kreeg Jan Wartena intussen vooral door de educatieve natuurposters, zoals de knotwilg, die hij maakte voor het IVN, en door zijn boeken, zoals Ogen op steeltjes (samen met Co Loerakker), uit 1975.

In 1974 verhuisde Jan Wartena naar het Drentse Wilhelminaoord waar op initiatief van Harry Wals, directeur van de DSK, een Buitencentrum was geopend om Haagse basisscholieren te laten kennismaken met de natuur.  De werkweek kreeg de naam ‘School in Bos’.  Jan Wartena ontwikkelde daarvoor een programma waarin de kinderen een ontdekkingsreis maakten over de relatie tussen mens en natuur, van de steentijd tot het heden. Naast zijn werk als schoolbioloog bleef hij steeds actief als tekenaar, schilder en kinderboekenschrijver. Een voorbeeld daarvan is het boek Okers en spinsels (2014), waaraan ook zijn partner Ien Rappoldt een aandeel had.

Bron: Wie is…? Nr 4. Jan Wartena. Heimans en Thijsse Nieuwsbrief 46, juni 2014, p. 4.  ienrappoldt@outlook.com

Antoon (Ton) Engelman (1935-2018)

Ton Engelman groeide op in Rotterdam. Tijdens de hongerwinter, die hij doorbracht op een boerderij in Groningen, kreeg hij belangstelling voor de natuur. Die belangstelling werd later aangewakkerd door zijn ouders en in de NJN. Ton Engelman doorliep de kweekschool en ging werken als onderwijzer. Omdat hij eigenlijk als kunstenaar aan de slag wilde gaan, begon hij in 1964 bij de Ateliers ’63 in Haarlem. Toen bleek dat hij van de kunst niet kon leven, stapte hij in 1967 over naar het Mendelcollege, waar hij een baan kreeg als leraar handenarbeid. Twee jaar later behaalde hij daarvoor officieel de bevoegdheid. Met hulp van leerlingen en twee andere docenten legde hij bij de school een wilde plantentuin aan. Daarbij werd duidelijk dat hij op dit gebied talent en vaardigheden had. Naast zijn baan op het Mendelcollege, die doorliep tot eind 1991, begon hij in 1975 met de aanleg van een wildeplanten en landschapstuin in Hoofddorp. De tuin kreeg in 1980 de naam Heimanshof. Onder de deskundige leiding van Ton Engelman groeide de tuin uit tot een waar lustoord. Hij was tot 2000 beheerder en bleef daarna nog geruime tijd verbonden aan de hof als vrijwiliger. Ton Engelman was in zijn optreden en werk een regelrechte navolger van Heimans en Thijssse. Op het overlijdensbericht van Ton Engelman zette zijn partner, Cora Reurings, heel toepasselijke de tekst van Eli Heimans: “Wie werkte met liefde blijft leven. Wie gaf van zijn gaaf heeft voor altijd gegeven.”

Bron: c.reurings@ziggo.nl

 

2010 Willy Vanlook

Willy Vanlook (1947)

Willy Vanlook is een Vlaming en daarmee de eerste niet- Nederlander die de Heimans en Thijsse Prijs ontving. Hij groeide op in Beverlo (Beringen, Belgisch Limburg). Als leerkracht Geschiedenis ontwikkelde hij belangstelling voor natuur en landschap. Hij volgde de opleiding tot natuurgids en nam al in 1972 initiatieven om de bijzondere betekenis van de Vallei van de Zwarte Beek rond Beringen onder de aandacht te brengen. Toen vier jaar later duidelijk werd dat er plannen werden ontwikkeld die een ernstige bedreiging voor het beekdal vormden, zoals de aanleg van een autoweg en recreatieve voorzieningen, begon hij een actie. Samen met een enthousiaste groep vrijwilligers en met ondersteuning van universiteiten en onderzoekssinstellingen uit België en Nederland, slaagde hij er in die bedreigingen af te wenden. In 1979 begon Willy Vanlook als vrijwiliger-conservator van de Vlaamse vereniging Natuurpunt met de uitbouw van het beekdalreservaat. Het is inmiddels een van de grootste en belangrijkste natuurgebieden van België. Ook in de jaren daarna bleef Willy Vanlook zich inzetten voor de vallei, onder meer als verantwoordelijke voor het bezoekerscentrum De Watersnip te Koersel (Beringen). Anno 2021 is hij nog steeds actief als vrijwilliger bij het beheer van het natuurreservaat en doet hij ook archiefonderzoek naar de historische ontwikkeling van het gebied.

Bron: internet en vanlook.willy@telenet.be

 

2013 Vara’s Vroege Vogels

Vroege Vogels

Het Zondagochtendprogramma Vroege Vogels begon in 1978 bij de VARA-radio nadat Bert Garthoff, de maker van het radioprogramma Weer of Geen Weer met pensioen was gegaan. Vroege Vogels nam het stokje met veel succes over. Dankzij presentatoren, zoals Ivo de Wijs, groeide het natuurprogramma in de loop der jaren uit tot de best beluisterde uitzending op Radio 1. De Heimans en Thijsse Prijs werd in 2013 in Wageningen uitgereikt tijdens een druk bezochte symposium, dat onder leiding stond van voorzitter Frank Berendse. Prinses Irene, die als eregast op het symposium aanwezig was, overhandigde de prijs aan Menno Bentveld, Janine Abbring en Joost Huijsing, als vertegenwoordigers van Vroege Vogels.

Menno Bentveld (1967), al geruime tijd het boegbeeld van het programma, studeerde na de Middelbare School Theaterwetenschappen in Utrecht en begon in 1990 bij de radio. In 2007 werd hij presentator van Vroege Vogels. Het radioprogramma  kreeg toen ook een TV-versie. Vroege Vogels, bestaat tegenwoordig uit radio, televisie en internet, en werkt onder de vlag van BNNVARA.

Bron: internet

 

2015 Bart van Tooren

Bartele Frans (Bart) van Tooren (1956)

Bart van Tooren groeide op in Drachten. Al tijdens zijn jeugd kwam hij veel op de Waddeneilanden en dat bleef ook later het geval; hij komt er nog steeds. Zijn belangstelling voor de natuur werd gestimuleerd door zijn ouders, die beiden bioloog waren. Hij werd actief in de NJN, waar hij vooral aan planten en mossen deed, het voorzitterschap bekleedde van de Sjocgroep en ook de emancipatie in de Jeugdbonden aan de orde stelde. Na zijn biologiestudie in Groningen (hoofdrichting plantenecologie), promoveerde hij in Utrecht op onderzoek aan de invloed van de moslaag op kalkgraslanden. In 1969 kwam hij in vaste dienst bij Natuurmomumenten, vanaf 2004 als hoofd afdeling kwaliteitszorg (later genaamd afd. Audit). Daarnaast was hij in zijn vrije tijd onder meer redacteur, later hoofdredacteur van De Levende Natuur en bestuurslid/ voorzitter van de Bryologische en Lichenologische Werkgroep van de KNNV.

In 2020 ging Bart met vervroegd deeltijdpensioen, met behoud van het voorzitterschap van het netwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit. Hij deed dat onder andere om meer buiten te kunnen zijn en veldwerk te doen, zowel op het gebied van flora (florakarteringen, sieralgen, mossen) als op het gebied van fauna (dagvlinders, zweefvliegen). Daarnaast kreeg hij meer tijd voor zijn vele andere bestuursfuncties, zoals voorzitter van Eis, bestuurslid Thijsse’s Hof, bestuurslid Heimans en Thijsse Stichting en secretaris/penningmeester Stichting Bijzondere Leerstoelen Natuurbeheer.

Bart van Tooren ontving de Heimans en Thijsse Prijs vooral voor zijn inzet voor De Levende Natuur.

Bron: Heimans en Thijsse Nieuwsbrief 49, december 2015 en bartvantooren@xs4all.nl

 

2017 Ben Koks

Ben J. Koks (1963)

Ben Koks groeide op in Noord-Holland waar hij de middelbare landbouwschool bezocht. Hij studeerde verder aan de agrarische hogeschool, het Van Hall Instituut in Groningen en werkte hij daarna onder meer bij de Vakgroep Energie en Milieu van de Rijksuniversiteit Groningen, Sovon en Staatsbosbeheer. Ben had vanaf zijn jeugd belangstelling voor vogels. Zijn kennis en vaardigheden paste hij toe in zijn onderzoek aan wad- en boerenlandvogels, waarbij hij zich steeds meer richtte op het beschermen van akkervogels en vooral op de grauwe kiekendief.  Om deze soorten te behouden zette hij zich in voor het agrarisch beheer van akkerbouwgebieden van Groningen. Met zijn overtuigingskracht en ecologische kennis creeerde hij bij boeren draagvlak voor het natuurbehoud. Hij stimuleerde hen maatregelen te nemen om nesten te beschermen. Ben Koks was in 2005 oprichter van de Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief en vervulde tot 2020 fulltime de rol van directeur. In die functie startte hij onderzoek naar trekroutes van grauwe kiekendieven. In 2019 publiceerde Elvira Werkman het boek De man op de dijk. Het grenzeloze verhaal van de grauwe kiekendief, waarin zij beschrijft hoe Ben Koks aanjager werd van het akkervogelonderzoek. In 2021 verscheen van de hand van Ben Koks Vogels wijzen ons de weg. Landbouw en natuur in balans.

Bron: wikipedia

2019 Sonne Copijn

Sonne Copijn (1970)

Sonne Copijn, een dochter van de boomchirurg Jorn Copijn, studeerde agrarische economie in Wageningen. Zij werkte bij het Agro Eco Louis Bolk Instituut en als zelfstandig adviseur aan projecten op het gebied van duurzame landbouw bij diverse nationale en internationale organisaties.  Sonne Copijn is imker en natuuractiviste. Zij is bestuurder van de in 2015 door haar opgerichte Bee Foundation, een organisatie die zich inzet voor het behoud van wilde bijen, hommels, zweefvliegen en andere wilde bestuivers en hun biotoop, onder meer door het aanleggen van bijenoases en het geven van bij-les. Sonne werkt volgens een eigentijdse, onconventionele methode: zij weet mensen te inspireren door het geven van cursussen en performances en het vertellen van verhalen. In 2018 organiseerde zij samen met de Bijenstichting een door meer dan 75.000 mensen ondertekende petitie om een aantal neonicotinoiden te verbieden. Met succes. Uiteindelijk werden drie soorten van dit bijengif verboden voor buitenteelt.

Bron: Bee-foundation. www.bijenoase.nl en www.bijenkoningin.nu

2021 Ton Lenders, Martin Melchers en Johan Vollenbroek

Antoon J.W. (Ton) Lenders (1950)

Ton Lenders heeft grote verdiensten voor het natuurbehoud, de natuureducatie en het natuuronderzoek, vooral in Limburg. Met grote bevlogenheid heeft hij veel jonge mensen enthousiast weten te maken voor de natuurstudie. Hij organiseerde natuurstudiedagen en -symposia en stimuleerde het publiceren van onderzoeksresultaten. Hij heeft diverse natuurstudieverenigingen opgericht en was (en is) lid van een groot aantal besturen en commissies. Zo was hij medeoprichter van de thans landelijk opererende Stichting RAVON en voorzitter van het Natuurhistorische Genootschap in Limburg (1989-2001). Ook was hij bestuurlijk actief in organisaties op het gebied van (agrarisch) natuurbeheer en in diverse waterschappen. Hier was hij een belangrijk pleitbezorger voor ecologische waarden. Momenteel zet hij zich vooral in voor de natuurkwaliteit in Limburgse nationale parken.

Martin Melchers (1944)

Martin Melchers zet zich al zijn gehele werkzame leven in voor de planten- en dierenwereld van Amsterdam. Als autodidact heeft hij zich ontwikkeld tot een vooraanstaand Amsterdams stadsecoloog en een belangrijk pleitbezorger voor de natuur in het urbane milieu. Gedurende een aantal decennia heeft hij ook met een aanstekelijk enthousiasme en door gebruik te maken van moderne communicatiemiddelen vele Amsterdammers en mensen van elders laten kennismaken met de natuur in en rond de stad. Zijn activiteiten hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het toenemend besef van de betekenis van natuur in de stad. Steeds meer mensen zijn zich bewust van de kansen voor biodiversiteit in de stedelijke omgeving en het belang van groene steden om de effecten van klimaatverandering tegen te gaan.

Johannes Gerardus (Johan) Vollenbroek (1949)

Johan Vollenbroek heeft als voorzitter van Mobilisation for the Environment, samen met anderen, het Nederlandse stikstofbeleid met succes aangevochten bij het Europese Hof en de Raad van State. Daarmee is het stikstofdebat op scherp gezet en de biodiversiteitscrisis nadrukkelijk op de politieke agenda geplaatst. Deze inzet helpt de samenleving om zich aan de grenzen te houden die ze zelf belangrijk vindt en die ze heeft vastgelegd in nationaal en Europees beleid. In zijn publieke optreden vertoont Johan Vollenbroek opvallende gelijkenis met de persoon van Jac. P. Thijsse. Hij is een buitengewoon innemend mens en ontwapenend in de omgang, juist ook met zijn soms felle opponenten. Net als Thijsse 100 geleden heeft hij geen partijpolitieke kleur; hij spreekt alle partijen aan.

2023 Aaf Verkade

Aaf Verkade (1979?)

Aaf Verkade zet zich al sinds 1999 in voor het bevorderen van natuurbeleving en natuurstudie in de stad Leiden. Als ‘stadssnorkelaar’ geeft zij met onnavolgbaar enthousiasme en passie bekendheid aan de onderwaterwereld van grachten, singels en vijvers. Haar onderzoek heeft in hoge mate bijgedragen aan de bewustwording van de waarde van deze blauwe stadsnatuur. Aaf brengt deze boeiende verborgen wereld tot leven en deelt haar bevindingen op een inspirerende manier met het publiek (zie bijvoorbeeld haar website Onder water in Leiden). Met verschillende educatieve en vaak speelse projecten bereikt zij mensen van alle leeftijden, uit alle lagen van de bevolking. Ze staat daarmee in de traditie van Heimans en Thijsse, ruim honderd jaar geleden. Door bewoners te betrekken bij natuurbehoud heeft zij bijgedragen aan de sociale cohesie in haar stad.